Googel Mathijs Vrijbloed en het is meteen duidelijk: bevlogen aanjager van innovatieve vrachtwagens, staat in grote letters achter zijn naam. En aanjagers zijn nodig in de wereld van elektrificatie van transport. ‘Een transitie kun je niet kopen. Er zijn zoveel miljoenen aan overheidsgeld opgegaan aan proeftuinen en ontwikkelingen waar zo bar weinig is uitgekomen’, zegt de jonge ondernemer om zijn visionaire uitspraak te verduidelijken. Wat er wel nodig is? ‘Geloof, van zoveel mogelijk mensen. Want hoe groter de groep is die ergens in gelooft, des te sneller de transitie gaat. Maar er is nog een wereld te winnen.’
In de fik
Die wereld begint al binnen zijn eigen bedrijf. ‘Er is een groep enthousiastelingen en een groep die zegt: “steek dat ding maar in de fik”, en alles wat daartussen zit, aldus Vrijbloed. ‘Elektrische vrachtwagens zijn in trucktermen nou niet bepaald dikke vrachtwagens. Als je van het oude motorgeluid houdt, dan kom je als chauffeur niet aan je trekken.’ Maar het gaat de jonge Vrijbloed niet om het geluid.
Zorg
‘Wij zijn transporteur in de wegenbouw. Onze opdrachtgevers zijn aannemers maar indirect werken wij veel voor grote steden. De gemeente Amsterdam is onze grootste klant. We hebben nogal wat vrachtwagens in de stad rijden. Dat is een van de redenen waarom we veel aan veiligheid doen, zegt de pionierende ondernemer. ‘We werken op plekken waar veel mensen komen. Dat betekent ook dat je als vervoerder bewust bent van de emissie die je veroorzaakt en wat je daaraan kunt doen. Bewust acteren in een omgeving waar mensen in leven, brengt een bepaalde zorg met zich mee.’
Prijs
Dat zou een stad als Amsterdam als muziek in de oren moeten klinken. Maar een hoger tarief betalen voor het nu eenmaal duurdere elektrisch vervoer was niet een-twee-drie geregeld. Vrijbloed: ‘Voor de eerste elektrische vrachtwagen hebben we bij de gemeente flink moeten knokken. De tweede ging al een stuk makkelijker. Je ziet dat het langzaam maar zeker geaccepteerd wordt en dan gaat het sneller. We gaan door totdat we Amsterdam volledig van duurzaam transport kunnen voorzien.’
Kracht
In 2025 gelden in de grote steden zero emissie zones. Of dat een zetje in de rug is betwijfelt Vrijbloed. ‘Er zijn sectoren waarin zero emissie niet of nauwelijks op de kaart staat. En als er geen aanbieder is, kunnen de steden niet bevoorraad worden.’ De Haarlemse aanjager gelooft meer in de kracht die vanuit de sector komt: ‘eigenlijk hebben wij met onze klanten de sector een duw gegeven. Ook onze collega’s hebben inmiddels elektrische vrachtwagens gekocht. Wij zetten samen met onze klanten de toon en dat zorgt ervoor dat de inframarkt wel mee moet in het gebruik van alternatieven.’
Uitdaging
Vrijbloed ziet nog andere uitdagingen: voldoende stroom. ‘We redden het nu met onze langzame laders waarmee wij ’s nachts onze vrachtwagens laden. Overdag zijn we afhankelijk van snelladers en exploitanten vragen hoge bedragen voor de stroom, zeker ook omdat de vraag nog (te) laag is. Je probeert in je TCO (Total Cost of Ownerschip, red.) op energiekosten wat terug te verdienen door zuinig te rijden, maar met de prijzen die onderweg gerekend worden is dat een ondenkbaar scenario.’
Onvoldoende stroom
Laden wordt straks in 2025 een nog groter probleem, erkent Vrijbloed. ‘In Amsterdam is nu al geen stroom te verkrijgen en voor 2025 moet je het ook nu aanvragen. De meeste transporteurs zijn nog aan het pionieren, die moeten nog ervaring opdoen. Stroomvoorziening met genoeg kabels, transformatoren en tussenstations is echt niet op tijd klaar. Er zijn nu al plekken waar de komende vijf jaar geen uitzicht is op extra stroom.’
Lange termijn
Het zijn wel heel veel uitdagingen voor een transportondernemer die aan de bak wil met elektrische trucks. Het deert Mathijs Vrijbloed niet: ‘Ik ben 26, ik heb nog een heel leven voor me. Het moment komt er dat we elektrisch gaan, dan kun je er maar beter vroeg bij zitten. Die energie-efficiency van die elektrische vrachtwagens ligt zo hoog. De energiebehoefte is drie keer zo laag als van diesel. Over impact gesproken. Wij geloven in de lange termijn.’