Tijdens het commissiedebat MIRT uitten meerdere Kamerleden kritiek (Tweede Kamer uit zorgen over uitstel vrachtwagenheffing) op het besluit van de minister om de invoering van de vrachtwagenheffing uit te stellen tot 2027.
Jaren te laat
In antwoord op Kamervragen over de gevolgen van het uitstel op het klimaatakkoord, verklaarde Van Nieuwenhuizen dat die afspraken zijn gesteld voor 2030. Volgens haar zou de vrachtwagenheffing “een goede kans hebben om daar serieus aan bij te dragen”. 2027 is echter jaren te laat, onderstreept TLN. In het klimaatakkoord zijn duidelijk afspraken gemaakt over de invoering van de vrachtwagenheffing in 2023. Juist omdat ondernemers de tijd nodig hebben om te kunnen verduurzamen en omdat de transitie naar zero-emissie stadslogistiek niet haalbaar is binnen drie jaar.
Subsidie
De kritiek van de Kamerleden wuifde de minister weg door te benadrukken dat een budget van 94 miljoen euro subsidie (DKTI-regeling) beschikbaar is voor het stimuleren van zero-emissie vrachtauto’s. Volkomen onterecht, want dat budget is ontoereikend om de transitie naar zero-emissie stadslogistiek te maken. De subsidie is op basis van de regeling die 40% van de meerkosten dekt, en genoeg voor de aanschaf van ongeveer 1000 zero-emissie vrachtwagens, rekende TLN uit. Het Klimaatakkoord geeft aan dat er in 2025 al 5000 ZE-vrachtauto’s nodig zijn.
Terugsluis
Op vragen over de reden van het uitstel antwoorde de minister dat er een dispuut is met het ministerie van Financiën over de terugsluis van de heffing. Dat komt voor TLN volledig als een verrassing, omdat de terugsluis onderdeel is van het huidige regeerakkoord en het ministerie van Financiën al in een eerder stadium akkoord zou zijn gegaan met het wetsvoorstel.