Pand- en retentierecht
Het pandrecht en het retentierecht zijn rechten die de vervoerder enige zekerheid geven over de betaling van zijn vracht. Wanneer de opdrachtgever niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, mag de vervoerder de goederen van de opdrachtgever die hij op grond van de overeenkomst onder zich heeft, onder zich houden en afgifte aan de opdrachtgever weigeren.
Met het pandrecht heeft de vervoerder ook de mogelijkheid om uiteindelijk de goederen te verkopen en zijn vordering op de verkoopopbrengst te verhalen. Het retentierecht heeft de vervoerder op grond van de wet, al is dit recht wel beperkt. Het pandrecht heeft de vervoerder niet zo maar, maar moet hij met de opdrachtgever overeenkomen.
Om er zeker van te zijn dat u in voorkomende gevallen een beroep kunt doen op zowel het retentie- als het pandrecht wordt aanbevolen om algemene voorwaarden met uw opdrachtgever overeen te komen waarin deze rechten zijn opgenomen. Een voorbeeld daarvan zijn de AVC.
Wat zijn pand- en retentierechten?
Pandrecht
Het pandrecht zit juridisch anders in elkaar dan het retentierecht, maar toont in de praktijk ook sterke overeenkomsten daarmee. Pandrecht kan voor de vervoerder worden omschreven als het recht om de goederen die de vervoerder voor de opdrachtgever onder zich heeft (uiteindelijk) te kunnen verkopen indien de opdrachtgever zijn (betalings)verplichtingen niet nakomt.
Het pandrecht werkt in de praktijk dan ook als sterk pressiemiddel om betaling door de opdrachtgever af te dwingen. Immers, als de opdrachtgever niet betaalt, kan de vervoerder de goederen (uiteindelijk) verkopen en zijn vordering op de verkoopopbrengst verhalen. Het eventuele resterende gedeelte van de opbrengst dient hij dan aan de opdrachtgever af te dragen.
Een pandrecht heeft de vervoerder echter niet zomaar. In het nationale wegvervoerrecht en het internationale wegvervoerrecht (het CMR-verdrag) is niets geregeld met betrekking tot het pandrecht. De vervoerder moet het pandrecht dus expliciet met de opdrachtgever overeenkomen. Ook het pandrecht is onder andere in de AVC geregeld. Wij raden dan ook aan om altijd algemene voorwaarden zoals de AVC met uw opdrachtgever overeen te komen.
Retentierecht
Retentierecht is voor de vervoerder het recht om zaken, documenten en gelden, die de vervoerder onder zich heeft in verband met de vervoerovereenkomst, onder zich te houden totdat de opdrachtgever aan zijn (betalings)verplichting(en) heeft voldaan.
Het retentierecht heeft iedere vervoerder, aangezien het wettelijk geregeld is. Dit wettelijke retentierecht is echter vrij beperkt. Het ziet slechts toe op de vrachtprijs van de zaken die de vervoerder onder zich heeft in verband met de overeenkomst en dus niet op de vrachtprijs / facturen van voorgaande vrachten. Het wettelijke retentierecht is daarom in de praktijk van beperkte waarde. Voorbeeld: stel dat u voor de huidige vracht een vrachtprijs van € 400,- bent overeengekomen, maar u heeft – uit alle vorige vrachten – van deze opdrachtgever nog een bedrag van € 20.000,- tegoed, dan kan het wettelijke retentierecht dus alleen voor de huidige vracht van € 400,- worden toegepast.
Het valt daarom sterk aan te raden om algemene voorwaarden zoals bijvoorbeeld de AVC van toepassing te verklaren. Op grond van de AVC heeft u een verdergaand retentierecht dan het wettelijke retentierecht. Deze ziet namelijk ook toe op alle voorgaande vervoerovereenkomsten. In bovenstaand voorbeeld kan de lading dus worden vastgehouden totdat de volledige vordering van € 20.000,- door de opdrachtgever is betaald.
Vereisten voor het vestigen van een pandrecht
Om een pandrecht rechtsgeldig te vestigen en uit te oefenen dient aan strenge eisen te worden voldaan:
- Ten eerste moet er sprake zijn van een ‘geldige titel’ waaruit blijkt dat er een pandrecht is gevestigd. Er moet met andere woorden ergens uit blijken dat partijen een pandrecht zijn overeengekomen. In principe is aan dit vereiste voldaan als u met de opdrachtgever de AVC (of andere algemene voorwaarden) bent overeengekomen.
- Daarnaast dient de opdrachtgever / pandgever ‘beschikkingsbevoegd’ te zijn op het moment dat de vervoerder de feitelijke macht over de zaken verkrijgt, hetgeen erop neer komt dat de opdrachtgever eigenaar moet zijn van de goederen. Hierop stuit het pandrecht in de praktijk vaak af. Is de opdrachtgever niet zelf de eigenaar van de goederen, dan kan de vervoerder geen rechtsgeldig pandrecht op de goederen vestigen. Een ontsnappingsmogelijkheid is er nog wel voor de vervoerder die op het moment dat hij de goederen in ontvangst nam ‘te goeder trouw’ was met betrekking tot de beschikkingsbevoegdheid. Met andere woorden, als hij op dat moment niet wist en ook niet hoefde te weten dat de opdrachtgever geen eigenaar van de goederen was.
- De vervoerder moet ook de feitelijke beschikkingsmacht hebben over de goederen. Je kunt het pandrecht niet uitoefenen op goederen die je niet fysiek onder je hebt. Dat is in de logistieke praktijk echter per definitie het geval. (NB: een zogenaamd ‘bezitloos’ pandrecht bestaat wel, maar komt in de logistieke praktijk eigenlijk niet voor).
Voor de uitoefening van het pandrecht geldt dat de goederen op een openbare veiling moeten worden verkocht, ten overstaan van een notaris of deurwaarder. De goederen kunnen alleen op een andere manier (onderhands) worden verkocht wanneer u dat met de opdrachtgever / pandgever bent overeengekomen nadat u bevoegd bent geworden om tot verkoop over te gaan.
Waarop mag pand- en retentierecht uitgeoefend worden?
Niet op alle goederen mag de vervoerder zijn pand- en retentierecht uitoefenen. Dit mag enkel op alle zaken, documenten en gelden die de vervoerder in verband met de overeenkomst onder zich heeft of zal krijgen. Het pand- en retentierecht is dus beperkt tot alles wat de vervoerder in het kader van de overeenkomst met de opdrachtgever onder zich heeft of zal krijgen.
Wanneer de AVC van toepassing zijn verklaard, strekken deze zaken, documenten en gelden de vervoerder tot pand of retentie voor alle vorderingen die hij ten laste van de klant heeft. De werking van een pand- en (contractueel) retentierecht wordt dus niet beperkt tot sec de vordering die is verbonden met de desbetreffende goederen.
Wanneer de vervoerder zijn pand- of retentierecht uitoefent, houdt hij de zaken, documenten of gelden van de opdrachtgever onder zich. Wanneer de opdrachtgever om de afgifte van deze goederen verzoekt, heeft de vervoerder het recht om de goederen onder zich te houden en afgifte te weigeren.
Wanneer mag het pand- en retentierecht uitgeoefend worden?
De vervoerder mag niet zomaar op ieder moment het pand- en retentierecht uitoefenen. Dit mag slechts op het moment dat de opdrachtgever ‘in verzuim’ is. Doorgaans is de opdrachtgever in verzuim wanneer hij een factuur nog niet heeft betaald, maar de overeengekomen betalingstermijn (ruimschoots) is verstreken. De vordering moet met andere woorden opeisbaar zijn.
Het is de vervoerder aan te raden om eerst een schriftelijke aanmaning te sturen aan zijn opdrachtgever, waarin hij de opdrachtgever nog een redelijke termijn voor nakoming geeft. De opdrachtgever wordt dan ‘in gebreke gesteld’. Wanneer de opdrachtgever vervolgens ook niet binnen deze redelijke termijn aan zijn verplichting tot betaling voldoet, verkeert hij ‘in verzuim’. De vervoerder kan dan zijn pand- en retentierecht rechtsgeldig uitoefenen.
Het pand- en retentierecht kan zowel in als buiten een faillissementssituatie (van uw opdrachtgever) worden toegepast.